stimulus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stimulus    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈstimylʏs/
Woordafbreking
  • sti·mu·lus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stimulus stimuli
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

stimulus m

  1. een verandering in de uitwendige of inwendige omgeving waarop een organisme reageert
    • Het is altijd een strijd, vooral rond het moment dat het doek klaar lijkt. Er is geen externe stimulus die zegt: Peter, het doek is klaar. Ik moet daar zelf over beslissen. En dat beleef ik vrij intens. Het is stressen, maar na het besluit is het klaar. Het is zo intens omdat je beseft: hoe mooier het doek wordt, hoe groter de kans het toch nog fout te doen.” [1] 
    • De besluitvorming bij muizen was vrij simpel. Als de het sapje - de beloning - voldoende groot was, en de onaangename stimulus - de wind in hun snoet - was klein, kozen ze zonder aarzelen voor de beloning. Die was de kleine en korte hinder wel waard. De positieve beloning won van de negatieve gevolgen. [2] 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • stimulusbarrière
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stimulus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tubantia T. Hakkert 7 januari 2018 Enschedese kunstenaar heeft rust gevonden in Shanghai
  2. Tubantia M. van Leeuwen en A. Wellens 13 augustus 2018 Waarom het glas van pessimisten altijd halfleeg is
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.