stilheid
Nederlands
Woordafbreking
- stil·heid
Zelfstandig naamwoord
stilheid v [1]
- de stilte, de rust, de kalmte
- Een fascinerend woest landschap, waar de koeien grazen op weilanden die tot aan zee strekken, diezelfde zee op andere plekken tegen de kliffen beukt, slingerweggetjes die van het ene gehucht naar het andere voeren en soms onmetelijke stilheid. Een dreigende grijze lucht boven zee. Het einde van de wereld. Heerlijk. [2]
- Terwijl de goddelozen bloeien en triomferen, dienen Gods kinderen de sleutels van de mond –zoals de profeet zegt– te bewaren in stilheid, en geduldig af te wachten totdat God hun mond opent. [3]
Synoniemen
- vreedzaamheid, rustigheid, zwijgzaamheid, sereniteit, geluidloosheid, stilte, rust, kalmte
Gangbaarheid
- Het woord stilheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stilheid' herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Telegraaf JEROEN HENDRIKS 25 apr. 2013 La Manche: Het einde van de wereld
- Reformatorisch Dagblad 12-07-2018 Zwijgen is goud
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.