stekker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stekker    (hulp, bestand)
  • IPA: /'stɛkər/
Woordafbreking
  • stek·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘steekcontact’ voor het eerst aangetroffen in 1926 [1]
  • Naamwoord van handeling van steken met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stekker stekkers
verkleinwoord stekkertje stekkertjes

Zelfstandig naamwoord

stekker m

  1. (elektrotechniek) het verharde uiteinde aan één of meerdere geleidende draden bedoeld om in een stekkerdoos gestoken te worden en elektrisch contact te maken
    • Haal de stekker even uit het het stopcontact! 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • stekkerblok, stekkerdoos, stekkerpoot, stekkerspot, stekkerverbinding
Uitdrukkingen en gezegden
  • de stekker ergens uittrekken
    • er mee ophouden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stekker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.