stekelhaar
Nederlands
![](../I/m/Emma_Gonzalez_meets_with_Congressman_Ted_Deutch.png)
[1] stekelhaar
Woordafbreking
- ste·kel·haar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van stekel zn en haar zn
haardos | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | stekelhaar | |
verkleinwoord | stekelhaartje | stekelhaartjes |
Zelfstandig naamwoord
stekelhaar o [1]
- haardracht waarbij het haar omhoog gebracht is en in die stand gehouden wordt door gel of haarlak, waardoor er een stekelig effect ontstaat
- De vrouw kwam daardoor ten val. Ze liep hersenletsel op en is in zorgwekkende toestand naar het ziekenhuis gebracht. De inbreker, volgens getuigen een man van ongeveer 20 jaar met kort, blond stekelhaar, wist zich uit de voeten te maken.[2]
- Omroep Brabant meldt op gezag van de politie dat de schennispleger tussen de 30 en 40 jaar oud is en stekelhaar heeft. Hij droeg een zwarte korte broek, een blauw t-shirt en had een grijs-witte bril op.[3]
Hyperoniemen
één haar | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | stekelhaar | |
verkleinwoord | stekelharen |
stekelhaar o m v
- een kort haartje
Gangbaarheid
- Het woord stekelhaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stekelhaar' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Het Parool M022874.re.208 1 FEBRUARI 2014
- de Telegraaf 13 mei 2015 Schennispleger in Schaijk
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.