kapsel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kap·sel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘omhulsel van bv. abces’ voor het eerst aangetroffen in 1904 [1]
  • Naamwoord van handeling van kappen met het achtervoegsel -sel.
enkelvoud meervoud
naamwoord kapsel kapsels
verkleinwoord kapseltje kapseltjes

Zelfstandig naamwoord

kapsel o

  1. de manier waarop het haar geknipt is
    • Zij was in haar nopjes met haar nieuwe kapsel. 
  1. omhulsel
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • kapselbacterie, kapselband, kapselpil, kapselpomp, kapselruimte, kapseltablet, kapselvorming, kapselvrucht
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kapsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.