haardos
Nederlands
![](../I/m/Elisabeth_von_Ungarn-%C3%96stenreich.jpg)
haardos
Woordafbreking
- haar·dos
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van haar en dos [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | haardos | haardossen |
verkleinwoord | haardosje | haardosjes |
Zelfstandig naamwoord
haardos m [2]
- alle haren die boven op de schedel van een mens zitten
- Net als Sharon droeg de bezoeker een gezaghebbende, rood en geelbruin gemêleerde bril. De dragende neus was gekromd en vrij rood. De huid op zijn slapen, gevlekt en bleker van tint, mortadella-achtig, getuigde van lichte dermatologische perikelen. Voor een man in zijn leeftijdscategorie was hij gezegend met een weelderige witgrijze haardos, een eigenwijze lok hing over zijn voorhoofd. Zijn blauwe ogen straalden levendig en nieuwsgierig, maar de leden waren ontstoken. Hij glimlachte zijn brede, crèmewitte voortanden bloot. Hij had rechter kunnen zijn. Of hersenchirurg. Of een specialist in het kweken van orchideeën.[3]
Gangbaarheid
- Het woord haardos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'haardos' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- haardos op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Valens, Anton Het compostcirculatieplan 2016 ISBN 978-90-254-4685-7 pagina 19
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.