starheid
Nederlands
Woordafbreking
- star·heid
Zelfstandig naamwoord
starheid v [1]
- het onbeweeglijk zijn; het onvervormbaar zijn
- De starheid van de borst van de pop is ook in te stellen. Zo bootst de pop het reanimeren van iele en gezette personen beter na. [2]
- het zich niet kunnen of willen aanpassen aan de (gewijzigde) omstandigheden
- Paul Knuvers van GroenLinks verwijt het college starheid: „Duidelijk is dat door uw Samen Anders beleid ’t Spieker zijn grote huurders is kwijtgeraakt. Dat is het bestuur niet te verwijten. Wel zou het verwijtbaar zijn als het bestuur van ’t Spieker niet ‘out of the box’ gaat bij het bedenken van (tijdelijke) financiële oplossingen. [3]
- Rohani's voorganger Mahmoud Ahmadinejad hield van geheimzinigheid en confrontatie, maar volgens waarnemers kan de Iraanse regering zich deze starheid nu niet meer veroorloven. [4]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord starheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'starheid' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 17-03-10 Leren reanimeren met geavanceerde poppen
- Tubantia Angelique Kunst 20-12-11 ‘Geef Spieker ruimte voor commerciele verhuur’
- Tubantia 07-11-13 'Nucleaire' gesprekken met Iran hervat
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.