sproeier
Nederlands
Woordafbreking
- sproei·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sproeier | sproeiers |
verkleinwoord | sproeiertje | sproeiertjes |
Zelfstandig naamwoord
sproeier m [1]
- (gereedschap) apparaat om mee te sproeien
- iemand die sproeit
- (werktuigbouwkunde) deel van een carburateur
- sproeikop
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord sproeier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sproeier' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.