sproeier

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sproei·er
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van sproeien met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord sproeier sproeiers
verkleinwoord sproeiertje sproeiertjes

Zelfstandig naamwoord

sproeier m [1]

  1. (gereedschap) apparaat om mee te sproeien
  2. iemand die sproeit
  3. (werktuigbouwkunde) deel van een carburateur
  4. sproeikop
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • gazonsproeier, rugsproeier, ruitensproeier, stuifsproeier, tuinsproeier, zwenksproeier
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sproeier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.