spitsig
Nederlands
Woordafbreking
- spit·sig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | spitsig | spitsiger | spitsigst |
verbogen | spitsige | spitsigere | spitsigste |
partitief | spitsigs | spitsigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
spitsig [1]
- met een scherpe punt of top
- Zoals naar de top van de Kleine Zinne, die met twee andere spitsige broertjes de Drei Zinnen (Drie Toppen) vormen. „Heus, voor het plezier maakt het niets uit of je een absolute beginner bent of een die hard. [2]
- Eentje paste niet in het rijtje. Hij was klein van stuk en graatmager. Het tweedelige pak dat hij aanhad, was veel te groot. De scherpe neus, spitsige oren en de twee scherpe voortanden deden hem niet van de apen, maar van de ratten afstammen. [3]
Gangbaarheid
- Het woord spitsig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spitsig' herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Telegraaf ROBERT VAN WEPEREN 22 sep. 2014 Genieten in de Dolomieten
- Het Parool 11 AUGUSTUS 2008 Echt in Marokko slot
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.