spark

Engels

enkelvoud meervoud
spark sparks

Zelfstandig naamwoord

spark

  1. vonk
Afgeleide begrippen
vervoeging
onbepaalde wijs to spark
he/she/it sparks
verleden tijd sparked
voltooid
deelwoord
sparked
onvoltooid
deelwoord
sparking
gebiedende wijs spark

Werkwoord

spark

  1. vonken



Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / spɑɾk /
Woordafbreking
  • spark
Woordherkomst en -opbouw
  • [A]: Verkorting van het Noorse zelfstandige naamwoord sparkstøtting.
  • [B+C]: Afkomstig van het Noorse werkwoord sparke, dat van het Oudnoorse werkwoord sparka komt.
Naar frequentie 3042

Werkwoord

spark

  1. gebiedende wijs van sparke
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   spark     sparken     sparker     sparkene  
genitief   sparks     sparkens     sparkers     sparkenes  

Zelfstandig naamwoord

[A] spark, m

  1. (verkeer), (verkorting) stepslee
Synoniemen
  • sparkstøtting
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief       sparken              

Zelfstandig naamwoord

[B] spark, m

  1. (figuurlijk) in de uitdrukkingen "få sparken" en "gi sparken"
Uitdrukkingen en gezegden
  • få sparken
worden ontslagen
  • gi sparken
iemand zijn ontslag indienen
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   spark     sparket     spark     sparka
sparkene  
genitief   spark     sparkets     sparks     sparkas
sparkenes  

Zelfstandig naamwoord

[C] spark, o

  1. kick, schop, trap
  2. (sport) kick
Synoniemen
  • [1]: spenn
  • [1]: støt
Typische woordcombinaties
  • [2]: ta ballen på sparket
de bal direct verder schoppen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: ta noe på sparket
iets zonder voorbereiding doen
  • [1]: gi en et spark
denigreren, neerhalen

Zelfstandig naamwoord

spark, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van spark


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / spɑɾk /
Woordafbreking
  • spark
Woordherkomst en -opbouw
  • [A]: Verkorting van het Nynorske zelfstandige naamwoord sparkstytting.
  • [B+C]: Afkomstig van het Nynorske werkwoord sparke, dat van het Oudnoorse werkwoord sparka komt.

Werkwoord

spark

  1. gebiedende wijs van sparke
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   spark     sparken     sparkar     sparkane  

Zelfstandig naamwoord

[A] spark, m

  1. (verkeer), (verkorting) stepslee
Synoniemen
  • sparkstytting
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief       sparken              

Zelfstandig naamwoord

[B] spark, m

  1. (figuurlijk) in de uitdrukkingen "få sparken" en "gje sparken"
Uitdrukkingen en gezegden
  • få sparken
worden ontslagen
  • gje sparken
iemand zijn ontslag indienen
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   spark     sparket     spark     sparka  

Zelfstandig naamwoord

[C] spark, o

  1. kick, schop, trap
  2. (sport) kick
Synoniemen
  • [1]: spenn
  • [1]: støyt
Typische woordcombinaties
  • [2]: ta ballen på sparket
de bal direct verder schoppen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: ta noko på sparket
iets zonder voorbereiding doen
  • [1]: kome med eit spark til
denigreren, neerhalen

Zelfstandig naamwoord

spark, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van spark
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.