kick

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kick    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɪk/
Woordafbreking
  • kick
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘prikkel’ voor het eerst aangetroffen in 1962 [1]
  • Uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kick kicks
verkleinwoord kickje kickjes

Zelfstandig naamwoord

kick m

  1. hoedanigheid van verrukking/opwinding.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
kicken

kick

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kicken
    • Ik kick. 
  2. gebiedende wijs van kicken
    • Kick! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kicken
    • Kick je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kick staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
kick kicks

Zelfstandig naamwoord

kick

  1. schop
vervoeging
onbepaalde wijs to kick
he/she/it kicks
verleden tijd kicked
voltooid
deelwoord
kicked
onvoltooid
deelwoord
kicking
gebiedende wijs kick

Werkwoord

kick

  1. schoppen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.