souvenir

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sou·ve·nir
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aandenken’ voor het eerst aangetroffen in 1837 [1]
  • Leenwoord uit het Frans.
enkelvoud meervoud
naamwoord souvenir souvenirs
verkleinwoord souvenirtje souvenirtjes

Zelfstandig naamwoord

souvenir o

  1. een klein geschenk tot aandenken
    • Op toeristische trekpleisters zijn veel winkels met souvenirs. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord souvenir staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Zelfstandig naamwoord

souvenir g

  1. souvenir
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   souvenir     souveniren     souvenirer     souvenirerne  
genitief   souvenirs     souvenirens     souvenirers     souvenirernes  


Engels

Uitspraak
  • IPA: /suːvn̩ɪə/
enkelvoud meervoud
souvenir souvenirs

Zelfstandig naamwoord

souvenir

  1. souvenir


Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  souvenir     le souvenir     souvenirs     les souvenirs  

Zelfstandig naamwoord

souvenir m

  1. herinnering
  2. nagedachtenis
  3. souvenir
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
souvenir
souvenais
souvenu
derde groep volledig

Werkwoord

souvenir

  1. wederkerend se ~ : zich herinneren


Spaans

Zelfstandig naamwoord

souvenir m

  1. souvenir
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.