fellow
Nederlands
Woordafbreking
- fel·low
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Engels [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fellow | fellows |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
fellow m
- iemands gelijke, lid van een genootschap
- Geïntrigeerd buigt Matthew Goodwin naar voren. „Hoe spel je zijn naam?”, vraagt de politicoloog. A-S-S-C-H-E-R. Hij schrijft het met een ballpoint in de bovenhoek van een notitieblok en trekt drie strepen onder de naam van de aanstaande lijsttrekker van de PvdA. Heeft hij echt gezegd dat vrij verkeer van personen aan banden gelegd moet worden? Slaat zo’n boodschap aan? „Boeiend”, zegt Goodwin, 34 jaar oud en al hoogleraar aan de universiteit van Kent en associate fellow bij Chatham House. [2]
Gangbaarheid
- Het woord fellow staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fellow' herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.