smokkelen
Nederlands
Woordafbreking
- smok·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘heimelijk vervoeren’ voor het eerst aangetroffen in 1615 [1]
- frequentatief gevormd uit smuiken met het achtervoegsel -el
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
smokkelen |
smokkelde |
gesmokkeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
smokkelen
- overgankelijk wederrechtelijk goederen over een grens brengen om heffingen te ontduiken
- Er werd in het verleden in Zeeuws-Vlaanderen veel gesmokkeld.
Hyponiemen
- afsmokkelen, binnensmokkelen, doorsmokkelen, insmokkelen, oversmokkelen
Vertalingen
1. wederrechtelijk goederen over een grens brengen om heffingen te ontduiken
Gangbaarheid
- Het woord smokkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'smokkelen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.