smoezelig
Nederlands
Woordafbreking
- smoe·ze·lig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘beduimeld’ voor het eerst aangetroffen in 1846 [1]
- afgeleid van smoezel (stam van het werkwoord smoezelen) met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | smoezelig | smoezeliger | smoezeligst |
verbogen | smoezelige | smoezeligere | smoezeligste |
partitief | smoezeligs | smoezeligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
smoezelig
- niet helemaal schoon
Afgeleide begrippen
- smoezeligheid
Gangbaarheid
- Het woord smoezelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'smoezelig' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.