smoelwerk
Nederlands
Woordafbreking
- smoel·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van smoel zn en werk zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smoelwerk | smoelwerken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
smoelwerk o [2]
- (informeel) het (aan)gezicht
- Spiegels waren verboden aan boord van het schip, omdat Vogoniërs al depressief genoeg waren zonder dat ze hun eigen smoelwerk in gepolijst glas hoefden te bekijken.[3]
- Albert vond het een lelijk smoelwerk. [4]
- herkenbaar gezicht of uiterlijk
- De Partij van de Arbeid moet de komende jaren van een klassieke bestuurderspartij veranderen in een brede volksbeweging, die naast en met de mensen opkomt voor ieders bestaanszekerheid. Daarnaast moet de PvdA weer een duidelijk smoelwerk krijgen. [5]
Gangbaarheid
- Het woord smoelwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'smoelwerk' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- smoelwerk op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Adams, Douglas Eoin Colfer Hitchhiker's Guide deel zes van drie En dan nog iets ... [2010] ISBN 978-90-225-5659-7 pagina 134
- Lemaitre, Pierre Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 12
- Tubantia Maarten van Ast 20-juni-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.