smoel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smoel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1557 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord smoel smoelen
verkleinwoord smoeltje smoeltjes

Zelfstandig naamwoord

smoel o

  1. (vulgair) aangezicht
    • "Ik sla je op je smoel!" dreigde hij. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord smoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.