sloomheid
Nederlands
Woordafbreking
- sloom·heid
Zelfstandig naamwoord
sloomheid v
- het traag zijn met name ook het traag zijn van begrip
- Bij een besmetting met het usutuvirus kunnen de volgende symptomen worden waargenomen: algehele malaise, sloomheid, 'bol'zitten, niet meer drinken, naar adem happen, spierzwakte (bijvoorbeeld niet meer opvliegen, alleen nog maar laag blijven en meteen weer gaan zitten), vleugels en kop laten hangen en evenwichtsstoornissen.[1]
- Daarom beoordeelt de EMA, Bravecto elk half jaar. Zij onderzoekt de meldingen en adviseert MSD of het nodig is om de bijsluiter aan te passen of het middel terug te trekken uit de markt. Nog nooit werd er een negatief advies gegeven, tot de laatste check van vorige maand. Die toonde een zeer kleine kans op lethargie (sloomheid). Het is de eerste aanpassing in de bijsluiter die MSD moet doen sinds het middel op de markt is. Maar misschien niet de laatste, de EMA is namelijk op dit moment bezig om alle gegevens nogmaals te analyseren.[2]
Synoniemen
- loomheid, onverschilligheid, lethargie,, sufheid, traagheid, langzaamheid, lamlendigheid, inertie, indolentie, apathie
Gangbaarheid
- Het woord sloomheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sloomheid' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Tubantia 06-SEPTEMBER-2017
- Tubantia Merel van Beers 22-APRIL-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.