apathie
Nederlands
Woordafbreking
- apa·thie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ongevoeligheid’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- met het voorvoegsel a- en met het achtervoegsel -pathie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | apathie | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
apathie v
- (medisch) lusteloosheid, gebrek aan emotie, motivatie of enthousiasme
- Luc was gewoon niet aan de gang te krijgen. Langzamerhand zakte hij weg in totale apathie. [3]
Vertalingen
1. lusteloosheid
Gangbaarheid
- Het woord apathie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'apathie' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "apathie" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- apathie op website: Etymologiebank.nl
- Sandes, David De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 252
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.