sigarettenpeuk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • si·ga·ret·ten·peuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sigarettenpeuk sigarettenpeuken
verkleinwoord sigarettenpeukje sigarettenpeukjes

Zelfstandig naamwoord

sigarettenpeuk m [1]

  1. overgebleven eindje van een gerookte sigaret
    • Zuid-Koreaanse wetenschappers hebben wellicht een toepassing gevonden voor de 5,6 biljoen jaarlijks uitgetrapte sigarettenpeuken. 
    • Op het grote bureau lagen stapels papieren, twee asbakken tot de rand gevuld met sigarettenpeuken en een transistorradio [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sigarettenpeuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Sandes, David De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 220
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.