service

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  service    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsʏːrvɪs/
Woordafbreking
  • ser·vice
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bediening’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord service services
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

service m

  1. bediening, diensten ten behoeve van de klanten
  2. (sport) het de lucht inspelen van de bal om deze zo in het spel te brengen
    • De tegenstander liet de bal uitgaan en zo kreeg hij de service. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord service staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • ser·vice
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse woord sorbus.
enkelvoud meervoud
service services

Zelfstandig naamwoord

service

  1. service
  2. (religie) dienst, eredienst, godsdienstoefening, kerkdienst, religieuze plechtigheid
  1. «Her family service will be held at the Mangere PIPC Church, Buckland Road Mangere, tonight (Wednesday) at 7pm.»
    Haar familiaire dienst zal in de Mangere PIPC Church, Buckland Road Mangere, vanavond (woensdag) om zeven uur gehouden worden.
Afgeleide begrippen
  • [2]: divine service
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: burial service
uitvaart
  • [2]: family service
kerkdienst in familiekring


Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  service     le service     services     les services  

Zelfstandig naamwoord

service m

  1. service, bediening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.