schoonmaker
Nederlands
Woordafbreking
- schoon·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van schoon en maker
- Naamwoord van handeling van schoonmaken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoonmaker | schoonmakers |
verkleinwoord | schoonmakertje | schoonmakertjes |
Zelfstandig naamwoord
schoonmaker m
- (beroep) iemand die voor zijn beroep voor anderen schoonmaakt
- werktuig waarmee men schoon kan maken
Gangbaarheid
- Het woord schoonmaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schoonmaker' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Hyponiemen
- pijpschoonmaker
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.