schoonmaker

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schoon·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schoonmaker schoonmakers
verkleinwoord schoonmakertje schoonmakertjes

Zelfstandig naamwoord

schoonmaker m

  1. (beroep) iemand die voor zijn beroep voor anderen schoonmaakt
  2. werktuig waarmee men schoon kan maken

Gangbaarheid

  • Het woord schoonmaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
Hyponiemen
  • pijpschoonmaker
Vertalingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.