schoondochter

Nederlands

Uitspraak

Geluid: schoondochter (hulp, bestand)

Woordafbreking

schoon·doch·ter

Woordherkomst en -opbouw

In de betekenis van ‘behuwddochter’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
afgeleid van dochter met het voorvoegsel schoon-

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	schoondochter	schoondochters
verkleinwoord	schoondochtertje	schoondochtertjes

Zelfstandig naamwoord

schoondochter v

(familie) de vrouw van een zoon of dochter

Verwante begrippen

schoonzoon, schoonbroer, schoonzus, schoonmoeder, schoonvader

Vertalingen

1. de vrouw van een zoon of dochter

Duits: Schwiegertochter ^(de) v
Engels: daughter-in-law ^(en)
Hongaars: meny ^(hu)
Italiaans: nuora ^(it) v

Noors: svigerdatter ^(no) g
Nynorsk: svigerdotter ⁽ⁿⁿ⁾ v, verdotter ⁽ⁿⁿ⁾ v
Papiamento: nuera
Spaans: nuera ^(es) v

Gangbaarheid

Het woord schoondochter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schoondochter' herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

"schoondochter" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.