scheet
Nederlands
Woordafbreking
- scheet
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘wind’ voor het eerst aangetroffen in 1440 [1]
- Naamwoord van handeling van schijten.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scheet | scheten |
verkleinwoord | scheetje | scheetjes |
Zelfstandig naamwoord
scheet m
- gasontlading uit de darm
- Zeg, heb jij soms een scheet gelaten?
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schijten |
scheet
- enkelvoud verleden tijd van schijten
- Ik scheet.
- Jij scheet.
- Hij, zij, het scheet.
- Ik scheet.
Gangbaarheid
- Het woord scheet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'scheet' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.