schamen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schamen    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈsχa.mə(n)/
    • (Limburg): /ˈsxaː.mə(n)/
Woordafbreking
  • scha·men
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘generen’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schamen
schaamde
geschaamd
zwak -d volledig

Werkwoord

schamen

  1. wederkerendschaamte voelen, iets van jezelf niet goed vinden zodat je het niet aan anderen wilt tonen
    • Hij schaamde zich voor zijn vergeetachtigheid. 
    • Hij gaf de Woordbouwer eerst een hand maar daarna zette hij het kistje snel weer op tafel en vloog hem om de hals. Hij schaamde zich er niet voor. [3] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schamen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.