schamen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- scha·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schamen |
schaamde |
geschaamd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
schamen
- wederkerendschaamte voelen, iets van jezelf niet goed vinden zodat je het niet aan anderen wilt tonen
- Hij schaamde zich voor zijn vergeetachtigheid.
- Hij gaf de Woordbouwer eerst een hand maar daarna zette hij het kistje snel weer op tafel en vloog hem om de hals. Hij schaamde zich er niet voor. [3]
Hyponiemen
Vertalingen
1. schaamte voelen
Gangbaarheid
- Het woord schamen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schamen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "schamen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- schamen op website: Etymologiebank.nl
- Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 18
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.