sashuis

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sas·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sashuis sashuizen
verkleinwoord sashuisje sashuisjes

Zelfstandig naamwoord

sashuis o

  1. een woning van een sasmeester (sluiswachter)
    • één moment, ik moet even naar het sashuis 

Gangbaarheid

  • Het woord 'sashuis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
26 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.