sabbelen
![](../I/m/Baby-first_teeth.jpg)
Sabbelen aan de tenen.
Nederlands
Woordafbreking
- sab·be·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kluivend zuigen’ voor het eerst aangetroffen in 1591 [1]
- frequentatief gevormd uit zabben met het achtervoegsel -el
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sabbelen |
sabbelde |
gesabbeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
sabbelen
- inergatief likken en zuigen aan iets
- Jij bent altijd aan het sabbelen aan dingen.
Vertalingen
1. likken en zuigen aan iets
Gangbaarheid
- Het woord sabbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sabbelen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.