zabbelen
Nederlands
Woordafbreking
- zab·be·len
Woordherkomst en -opbouw
- frequentatief gevormd uit zabben met het achtervoegsel -el
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zabbelen |
zabbelde |
gezabbeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
zabbelen
- inergatief likken en zuigen aan iets
- Jij bent altijd aan het zabbelen aan dingen.
Gangbaarheid
- Het woord zabbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zabbelen' herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.