roesten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  roesten    (hulp, bestand)
  • IPA: /'rustÉ™(n)/
Woordafbreking
  • roes·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
roesten
roestte
geroest
zwak -t volledig

Werkwoord

roesten

  1. het langzaam oxideren van ijzerhoudende materialen
    • Auto's roesten snel als zij aan wegenzout worden blootgesteld. 
  1. door roest vast gaan zitten
    • "Het zal me aan mijn reet roesten!" zei de eigenaar van het pand. 
  1. (kippen) op stok zitten
    • De kippen waren rustig aan het roesten. 
  1. (biologie) het in groepen doorbrengen van de nacht van vliegend wild
    • Die kauwen roesten altijd in de bomen achter het huis. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

roesten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord roest

Gangbaarheid

  • Het woord roesten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.