rijwiel

Nederlands

Rijwiel met hulpmotor, Waterlooplein, Amsterdam
Uitspraak
Woordafbreking
  • rij·wiel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijwiel rijwielen
verkleinwoord rijwieltje rijwieltjes

Zelfstandig naamwoord

rijwiel o [3]

  1. (formeel) (verkeer) fiets
Synoniemen
Hyponiemen
  • autorijwiel, damesrijwiel, dienstrijwiel, herenrijwiel, motorrijwiel, sportrijwiel, toerrijwiel
Afgeleide begrippen
  • rijwielagent
  • rijwielagentuur
  • rijwielas
  • rijwielband
  • rijwielbelasting
  • rijwielberging
  • rijwielbewaarplaats
  • rijwielbiljet
  • rijwielblok
  • rijwielbrancard
  • rijwielfabriek
  • rijwielgleuf
  • rijwielhandel
  • rijwielstalling
  • rijwielstander
  • rijwieltegel
  • rijwielverhuur
  • rijwielverzekering
  • rijwielvierdaagse
  • rijwiellantaarn
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rijwiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.