rijwiel
Nederlands
Rijwiel met hulpmotor, Waterlooplein, Amsterdam
Woordafbreking
- rij·wiel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘fiets’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1869 [1]
- samenstelling van rij ww en wiel [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijwiel | rijwielen |
verkleinwoord | rijwieltje | rijwieltjes |
Synoniemen
- fiets, stalen ros, tweewieler
Hyponiemen
- autorijwiel, damesrijwiel, dienstrijwiel, herenrijwiel, motorrijwiel, sportrijwiel, toerrijwiel
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord rijwiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rijwiel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.