riet
Nederlands
Woordafbreking
- riet
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘plant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | riet | rieten |
verkleinwoord | rietje | rietjes |
Zelfstandig naamwoord
riet o
- (plantkunde) Phragmites australis
, een plantensoort uit de grassen met een stevige stengel die langs het water voorkomt
- Hij ging vissen in het riet.
- (muziek) een uit bamboe vervaardigd onderdeel van een muziekinstrument uit de rietblazers
- Hij was bezig rieten te snijden voor zijn schalmei.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
Iemand met een kluitje in het riet sturen.
- Iemand afschepen met een mooi praatje.
Vertalingen
1. plantensoort
2. onderdeel muziekinstrument
Gangbaarheid
- Het woord riet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'riet' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.