reed
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: reed (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /re/, /ret/
- (Vlaanderen, Brabant): /ret/
- (Limburg): /red/
Woordafbreking
- reed
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rijden |
reed
- enkelvoud verleden tijd van rijden
- Ik reed.
- Jij reed.
- Hij, zij, het reed.
- Ik reed.
vervoeging van |
---|
reden |
reed
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reden
- Ik reed.
- gebiedende wijs van reden
- Reed!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reden
- Reed je?
Gangbaarheid
- Het woord reed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reed' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.