quiz

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • quiz
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vraag- en antwoordspel’ voor het eerst aangetroffen in 1952 [1]
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord quiz quizzen
verkleinwoord quizje quizjes

Zelfstandig naamwoord

quiz m

  1. een spel waarbij de deelnemers vragen moeten proberen te beantwoorden
    • Heeft u recentelijk met een quiz op televisie meegedaan? 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord quiz staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Zelfstandig naamwoord

quiz

  1. quiz


Italiaans

Zelfstandig naamwoord

quiz m

  1. quiz


Spaans

Zelfstandig naamwoord

quiz m

  1. quiz
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.