quiz
Nederlands
Woordafbreking
- quiz
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vraag- en antwoordspel’ voor het eerst aangetroffen in 1952 [1]
- van het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | quiz | quizzen |
verkleinwoord | quizje | quizjes |
Zelfstandig naamwoord
quiz m
- een spel waarbij de deelnemers vragen moeten proberen te beantwoorden
- Heeft u recentelijk met een quiz op televisie meegedaan?
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een spel waarbij de deelnemers vragen moeten proberen te beantwoorden
Gangbaarheid
- Het woord quiz staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'quiz' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.