pub
Nederlands
![](../I/m/The_Queens_Arms_pub_-_Charlotte_Street_-_Birmingham_-_2005-10-14.jpg)
Woordafbreking
- pub
Zelfstandig naamwoord
pub m
- café in een volkse, Britse stijl
- We drinken bier in een pub, omdat zij vandaag toerist is, en als die om elf uur sluit, lopen we door de donkere stad naar haar hotel. [2]
Gangbaarheid
- Het woord pub staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pub' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Engels
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /pʌb/
Woordherkomst en -opbouw
- (verkorting) van public bn house zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pub | pubs |
verkleinwoord | - | - |
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw
- v: (verkorting) van publicité
- m: van Engels pub zn
Zweeds
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- pub
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | pub | puben | pubar | pubarna |
genitief | pubs | pubens | pubars | pubarnas |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.