provoceren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·vo·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘uitdagen’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse provoquer of het Latijnse provocare (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
provoceren
provoceerde
geprovoceerd
zwak -d volledig

Werkwoord

provoceren [3]

  1. overgankelijk tarten, uitdagen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord provoceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.