provoceren
Nederlands
Woordafbreking
- pro·vo·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘uitdagen’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
- Naamwoord van handeling van het Franse provoquer of het Latijnse provocare (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
provoceren |
provoceerde |
geprovoceerd |
zwak -d | volledig |
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord provoceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'provoceren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.