projecteren
Nederlands
Woordafbreking
- pro·jec·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘ontwerpen, bepalen’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- van het Latijnse proicere (vooruitwerpen) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
projecteren |
projecteerde |
geprojecteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
projecteren overgankelijk [3]
- optisch reproduceren op een scherm (d.m.v. een projector)
- (wiskunde) een al of niet ruimtelijke figuur volgens bepaalde regels afbeelden op een plat vlak
- (psychologie) eigen gevoelens, gedachten toeschrijven aan anderen
- ontwerpen
Gangbaarheid
- Het woord projecteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'projecteren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.