privaatdocent
Nederlands
Woordafbreking
- pri·vaat·do·cent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘onbezoldigd docent aan een universiteit’ voor het eerst aangetroffen in 1863 [1]
- samenstelling van privaat en docent [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | privaatdocent | privaatdocenten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
privaatdocent m [3]
- (onderwijs) (verouderd) onbezoldigd docent aan een universiteit
- Privaatdocenten konden aan een universiteit college geven in een vak dat nog niet gedoceerd werd, maar waarvan men het belang wel inzag
Gangbaarheid
- Het woord privaatdocent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.