praatjesmaker
Nederlands
Woordafbreking
- praat·jes·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van praatje en maker met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | praatjesmaker | praatjesmakers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
praatjesmaker m [1]
- een vlotte prater
- iemand die zo maar wat vertelt om te imponeren of te misleiden
- Een paar maanden geleden heb ik in het openbaar gezegd dat ik Donald Trump nooit zou kunnen steunen. Mijn redenen waren eenvoudig en persoonlijk. Ik vond hem een weerzinwekkende narcist, maar vooral ook een eersteklas praatjesmaker, allesbehalve een leider. Weinig meer dan een spiegel die mee verandert met de mensen die hij spreekt. Ik verwacht nooit het met elke willekeurige president eens te zijn, maar de president moet in elk geval blijk geven van eigenschappen die ik mijn kinderen heb voorgehouden: vriendelijkheid, eerlijkheid, waardigheid, mededogen en respect. [2]
Gangbaarheid
- Het woord praatjesmaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'praatjesmaker' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.