poverty
Engels
Woordafbreking
- pov·er·ty
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Latijnse woord pauper.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
poverty | poverties |
Zelfstandig naamwoord
poverty
- «Almost every fourth migrant lives in poverty.»
- Bijna één op de vier migranten leeft in armoede.
- «Almost every fourth migrant lives in poverty.»
- gebrek
- onvruchtbaarheid
- gelofte van armoede
Afgeleide begrippen
- [1] poverty factor, poverty grass, poverty line, poverty risk, poverty-stricken, poverty trap
Verwante begrippen
Spreekwoorden
[1] When poverty comes in, love flies out.
- Als de armoede de deur binnenkomt, vliegt de liefde het venster uit.
Uitdrukkingen en gezegden
[1] grinding poverty
- Drukkende armoede.
[3] the poverty of the soil
- De onvruchtbaarheid van de bodem.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.