gelofte
Nederlands
Woordafbreking
- ge·lof·te
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘plechtige belofte’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- Naamwoord van handeling van geloven met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelofte | geloftes geloften |
verkleinwoord | geloftetje | geloftetjes |
Zelfstandig naamwoord
gelofte v
- een plechtige verklaring iets voortaan te zullen doen of na te zullen laten
- Bij zijn toetreden tot de orde legde hij een gelofte van armoede af .
Hyponiemen
- doopgelofte, kloostergelofte, kruisgelofte, kuisheidsgelofte, monniksgelofte, ordesgelofte
Afgeleide begrippen
- geloftedag, geloftefeest, geloftegeschenk, geloftegift, geloftesteen
Vertalingen
1. een plechtige verklaring iets voortaan te zullen doen of na te zullen laten
Gangbaarheid
- Het woord gelofte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gelofte' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.