poon
Nederlands
Woordafbreking
- poon
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1693 [1]
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘vaartuig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1577 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | poon | ponen |
verkleinwoord | poontje | poontjes |
Zelfstandig naamwoord
poon m
Vertalingen
1. soort zeevis van de familie Triglidae uit de onderorde schorpioenvisachtigen
Gangbaarheid
- Het woord poon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'poon' herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.