polariseren
Nederlands
Woordafbreking
- po·la·ri·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘elektrische lading geven’ voor het eerst aangetroffen in 1885 [1]
- afgeleid van het Franse polariser (met het achtervoegsel -aris) met het achtervoegsel -iseren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
polariseren |
polariseerde |
gepolariseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
polariseren overgankelijk
- (politiek) spanningen en tegenstellingen tussen personen en groepen doen ontstaan of toespitsen
- (natuurkunde) de trillingen van een licht- of andere elektromagnetische energie filteren waardoor er slechts trillingen in één vlak overblijven
- (natuurkunde) (elektrotechniek) in een positieve en negatieve elektrische lading scheiden
- (politiek) het creëren van een politiek spanningsveld
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord polariseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'polariseren' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.