paste

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·te

Werkwoord

vervoeging van
passen

paste

  1. enkelvoud verleden tijd van passen
    • Ik paste. 
    • Jij paste. 
    • Hij, zij, het paste. 


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
paste pastes

Zelfstandig naamwoord

paste

  1. plakstijfsel, stijfsel
  2. deeg
  3. pasta
vervoeging
onbepaalde wijs to paste
he/she/it pastes
verleden tijd pasted
voltooid
deelwoord
pasted
onvoltooid
deelwoord
pasting
gebiedende wijs paste

Werkwoord

paste

  1. overgankelijk aanplakken
  2. overgankelijk beplakken
  3. onovergankelijk, (informatica) plakken
Uitdrukkingen en gezegden
  • [3]: copy and paste
kopiëren en plakken


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
pastar

paste

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pastar
  1. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pastar
  1. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pastar
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.