panorama

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·no·ra·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vergezicht’ voor het eerst aangetroffen in 1798 [1]
  • Van het Griekse παν (pan) = alles en ὁραμα (horama) = schouwspel
enkelvoud meervoud
naamwoord panorama panorama's
verkleinwoord panoramaatje panoramaatjes

Zelfstandig naamwoord

panorama o

  1. een vergezicht.
    • Vanaf de bergtop hadden we een prachtig panorama over de omliggende dalen. 
  1. een cilindervormig schilderij dat een stuk landschap of een tafereel in zijn geheel voorstelt, waarbij de toeschouwer midden in de cilinder staat.
    • Panorama Mesdag is een cilindervormig schilderij van ongeveer 14 meter hoog en met een omtrek van 120 meter. 

Gangbaarheid

  • Het woord panorama staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

enkelvoud meervoud
panorama panoramas

Zelfstandig naamwoord

panorama m

  1. uitzicht
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.