panorama
Nederlands
Woordafbreking
- pa·no·ra·ma
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vergezicht’ voor het eerst aangetroffen in 1798 [1]
- Van het Griekse παν (pan) = alles en ὁραμα (horama) = schouwspel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | panorama | panorama's |
verkleinwoord | panoramaatje | panoramaatjes |
Zelfstandig naamwoord
panorama o
- een vergezicht.
- Vanaf de bergtop hadden we een prachtig panorama over de omliggende dalen.
- een cilindervormig schilderij dat een stuk landschap of een tafereel in zijn geheel voorstelt, waarbij de toeschouwer midden in de cilinder staat.
- Panorama Mesdag is een cilindervormig schilderij van ongeveer 14 meter hoog en met een omtrek van 120 meter.
Gangbaarheid
- Het woord panorama staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'panorama' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.