paap

Nederlands

Paapje (Saxicola rubetra)
Uitspraak
Woordafbreking
  • paap
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘geestelijke’ voor het eerst aangetroffen in 1181-1210 [1]
  • van het Latijnse papa (vader, paus) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord paap papen
verkleinwoord paapje paapjes

Zelfstandig naamwoord

paap m [3]

  1. (geschiedenis) (religie) wereldlijk geestelijke bij de Rooms-Katholieke Kerk
  2. (pejoratief) rooms-katholiek
  3. (vogels) zangvogel Saxicola rubetra
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • papenhater
  • papenhoed
  • papenhout
  • papenkerk
  • papenkop
  • papenkruid
  • papenkwaad

Gangbaarheid

  • Het woord paap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
52 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.