overgrootmoeder
Nederlands
Woordafbreking
- over·groot·moe·der
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘moeder van iemands grootvader of grootmoeder’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
- samenstelling van over vz en grootmoeder zn [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overgrootmoeder | overgrootmoeders |
verkleinwoord | overgrootmoedertje | overgrootmoedertjes |
Zelfstandig naamwoord
overgrootmoeder v
- (familie) de moeder van de grootvader of van de grootmoeder
- Mijn overgrootmoeder is twee dagen geleden overleden.
Vertalingen
1. de moeder van de grootvader of van de grootmoeder
Gangbaarheid
- Het woord overgrootmoeder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- "overgrootmoeder" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- overgrootmoeder op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.