orange

Duits

Bijvoeglijk naamwoord

orange

  1. (kleur) oranje


Engels

enkelvoud meervoud
orange oranges

Zelfstandig naamwoord

orange

  1. (fruit) sinaasappel
  2. (kleur) oranje
stellend vergrotend overtreffend
orangemore orangemost orange

Bijvoeglijk naamwoord

orange

  1. (kleur) oranje
vervoeging
onbepaalde wijs to orange
he/she/it oranges
verleden tijd oranged
voltooid
deelwoord
oranged
onvoltooid
deelwoord
oranging
gebiedende wijs orange

Werkwoord

orange

  1. oranje schilderen


Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  orange     l'orange     -     -  

Zelfstandig naamwoord

orange m

  1. (kleur) oranje
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  orange     l'orange     oranges     les oranges  

Zelfstandig naamwoord

orange v

  1. (fruit) appelsien, sinaasappel
  enkelvoud meervoud
  mannelijk  /
  vrouwelijk  
orange orange

Bijvoeglijk naamwoord

orange

  1. (kleur) oranje


Luxemburgs

Bijvoeglijk naamwoord

orange

  1. (kleur)oranje


Zweeds

Bijvoeglijk naamwoord

orange

  1. (kleur) oranje
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.