optimisme

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ti·mis·me
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘neiging het beste te zien’ voor het eerst aangetroffen in 1860 [1]
  • afgeleid van het Franse 'optimisme' (met het achtervoegsel -isme) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord optimisme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

optimisme o

  1. de verwachting dat gebeurtenissen gunstig gaan uitvallen
  2. (filosofie) wijsgerig stelsel dat beweert dat deze wereld zo volmaakt is als zij maar zijn kan
Hyponiemen
Verwante begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord optimisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.