openbaarheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·baar·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord openbaarheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

openbaarheid v

  1. het zichtbaar of toegankelijk zijn voor het grote publiek
    • Hij vertelde in alle openbaarheid over zijn voorgenomen huwelijk. 
    • De discussie over de nieuwe AZC-lokaties werd in alle openbaarheid gevoerd. 
Synoniemen
  1. publiciteit, bekendheid, ruchtbaarheid

Gangbaarheid

  • Het woord openbaarheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.