publiciteit
Nederlands
Woordafbreking
- pu·bli·ci·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | publiciteit | - |
verkleinwoord | publiciteitje | publiciteitjes |
Zelfstandig naamwoord
publiciteit v [1]
- door publieke media aan een zaak geschonken aandacht
- Er ontstond enorm veel publiciteit over deze zaak.
- openbaarheid, bekendheid
- reclame
Antoniemen
- antipubliciteit
Hyponiemen
- wereldpubliciteit
Afgeleide begrippen
- publiciteitsdrift, publiciteitsgeil, publiciteitskanaal, publiciteitskost, publiciteitsmachine, publiciteitsman, publiciteitsorgaan, publiciteitsstunt, publiciteitsvrouw
Gangbaarheid
- Het woord publiciteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'publiciteit' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.